Schuberts Mis in G groot

“Halverwege het huisconcert waar Schubert en de bariton Vogel optraden, moesten ze stoppen, doordat zowel de twee musici als de luisteraars door tranen verstikt waren.” Aldus een brief-fragment van een van Schuberts vrienden. Het illustreert hoe in de Romantische Tijd je gevoelens op straat mochten liggen, terwijl die voordien en daarna binnenskamers werden gehouden. Bijgevolg wordt de Romantische Muziek vaak ervaren als spontaan-emotioneel, terwijl b.v. de barokmuziek eerder geconstrueerd-emotioneel mag heten.

Franz Schubert (1797-1828) is ruim een eeuw later geboren dan Bach. Hij heeft zeven missen gecomponeerd, waarvan die in G de tweede was, geschreven op 18-jarige leeftijd, in een week tijds. In tegenstelling tot zijn andere missen heeft deze een vrij eenvoudige opzet en was bedoeld voor een rouwdienst in de dorpskerk van Liechtental.. De begeleiding was aanvankelijk geschreven voor enkele strijkers en orgel. Maar later heeft Schuberts broer Ferdinand de orkestratie uitgebreid met koperblazers en pauken. In een nog later stadium zijn ook houtblazers toegevoegd. Dit gebeurde nog tijdens het leven van Schubert en dus onder zijn toezicht. Het Westerkerkkoor heeft gekozen voor de versie met koper en zonder houtblazers.

Er zijn weinig instrumentale tussenspelen. Het koor zingt meestal als één geheel (homofoon) en minder vaak met individuele, elkaar afwisselende koorstemmen (polyfoon). Schubert heeft drie solisten ingeschakeld; een alt ontbreekt. Behalve de sopraan treden de solisten weinig op de voorgrond. Alleen het Benedictus is geheel aan het solisten-trio toevertrouwd.

Tegenwoordig is deze mis in G heel populair, maar tijdens Schuberts leven niet. Zij werd pas zeventien jaar na zijn dood uitgegeven en voordien had een zekere Peter Führer het werk onder zijn eigen naam gepubliceerd, waardoor hij wegens plagiaat in de gevangenis terecht kwam.

Max  van Egmond