toelichting cantatedienst 509

Over de cantate 148 van Bach

De feestelijke cantate Bringet dem Herrn Ehre seines Namens! (BWV 148) ontstond waarschijnlijk in 1725, toen J.S. Bach (1685-1750) veertig jaar oud was. De basis van de tekst vormt een gedicht van Picander, maar is door Bach ingrijpend veranderd. Het gaat er om of de sabbat voor algehele rust moet dienen of juist besteed mag worden aan goede werken in naam van God. Daartoe worden de psalmen 20 en 96 te hulp geroepen.

Het openingskoor, nr. 1, wordt ingeleid door een feestelijk voorspel met solo trompet. De tekst roept op tot eerbetoon aan God.

De vreugde van de sabbat wordt bezongen in nr. 2, een tenor-aria. Deze valt op door kleinschaligheid: er speelt slechts een solo viool en het continuo. Maar Bach verlangt van de tenor een acrobatische virtuositeit ter uitdrukking van het verlangen en de haast om Gods lessen te leren.

Het alt-recitatief, nr. 3, wordt begeleid door akkoorden van de strijkers. Opnieuw wordt de sabbat-viering bezongen met gevoelige en ingetogen woorden. De alt blijft aan het woord in de volgende aria, nr. 4, begeleid door drie hobo’s en continuo. De tekst is van een tere intimiteit, die subliem wordt geïllustreerd door de muziek. Als voorbeeld geldt de verbluffende melodische wending, als voor het laatst de tekst klinkt: soll mein Ruhebette sein.

In het tenor-recitatief, nr. 5, wordt nogmaals aan God gevraagd, ons te leren hoe het ‘grote sabbatfeest’ optimaal gevierd kan worden.

Het slotkoraal, nr. 6, wordt, zoals meestal, door alle spelers en zangers uitgevoerd. De tekst die Bach hiervoor gebruikte is verloren gegaan. Er wordt daarom een keuze gemaakt uit diverse gedichten die bij het onderwerp en de noten passen.

Bron o.m. A. Dürr: Die Kantaten von J.S. Bach

Over het motet Richte mich, Gott van F. Mendelssohn Bartholdy

Toen in 1729 Moses Mendelssohn ter wereld kwam, begon een geslacht van zes generaties zeer getalenteerde en succesvolle Duitse Joden, dat reikte tot 1996, bij de dood van Robert von Mendelssohn. Moses was de grootvader van Felix Mendelssohn Bartholdy en Robert was een van zijn achterkleinkinderen.

Deze uitgebreide en fascinerende familie bestond voornamelijk uit bankiers (met o.m. een kantoor in Amsterdam), maar er waren ook enkele artiesten onder, van wie Felix en zijn zuster Fanny de bekendste waren. Diverse Mendelssohns maakten naam als auteurs en wetenschappers. Zij waren een voorbeeld van aanpassing en streefden naar emancipatie en gelijkberechtiging van de Joden in Duitsland. Zij verkregen de adellijke titel von (voor de achternaam) en voegden het niet-Joodse Bartholdy toe, gepaard gaande met een overstap naar het christelijke geloof (sommigen werden katholiek, anderen protestant).

Dat alles mocht niet baten. De ene generatie na de andere werd, ondanks eer en succes, door het antisemitisme op de huid gezeten, met als dieptepunt de sluiting van alle banken en de confiscatie van kunstschatten door de nazi’s kort voor de Tweede Wereldoorlog.

Felix Mendelssohn Bartholdy leefde van 1809 tot 1847. Hij was zeer succesvol als componist, dirigent en pianist, zowel in Duitsland als Engeland. Bach was zijn grote voorbeeld en hij heeft, honderd jaar na Bachs dood, diens Matthäus-Passion uit de vergetelheid tevoorschijn gehaald.

Psalm 43, Richte mich, Gott, is een kort motet voor onbegeleid koor. Het begint verrassend sober, met eenstemmige zang door tenoren en bassen samen. Dan komt een antwoord door de vrouwenstemmen en een soort samenspraak tussen de koorgroepen. Tenslotte volgt er een wijds effect, wanneer de vier stemgroepen door splitsing in acht-stemmige harmonieën uitwaaieren. In de tekst wordt gebeden om hulp van God ter bescherming tegen het boze en tot overwinning van het Goddelijke licht.

Bron o.m. J.H. Schoeps: Das Erbe der Mendelssohns.