Over Bachs Johannes-Passion

In deze weken zijn in Nederland de beide Passionen van Bach veel en vaak te beluisteren. Alle uitvoeringen verschillen van elkaar. Er wordt gemusiceerd in grote of kleine bezetting, in concertzalen of kerken, met moderne of ‘authentieke’ instrumenten, als concert of ingepast in een dienst, zoals vanavond.

Velen vragen zich af hoe de ongekende populariteit van de beide Bach Passionen te verklaren is. Voor het antwoord kan men denken aan het samenvallen van factoren als compositorische genialiteit, dramatische zeggingskracht, bloeitijd van de barokmuziek, en toegankelijkheid van het verhaal voor zowel gelovigen als niet-gelovigen. Daarnaast bestaat kennelijk de behoefte aan seizoengebonden tradities.

Na zijn benoeming tot kerkmusicus in Leipzig was de Johannes-Passion het eerste grote werk dat Bach daar presenteerde, op Goede Vrijdag 1724. Enkele jaren later heeft hij zichzelf overtroffen met de Matthäus-Passion, die groter van opzet en veel langer is. Het vermoeden bestaat dat Bach nog meer Passionen heeft geschreven, maar die zijn niet bewaard gebleven, evenmin als een groot aantal cantates van zijn hand. Voor ons is dit een verbijsterende constatering, maar het bewijst eens te meer dat wereldberoemdheid dikwijls pas na de dood tot stand komt.

De woorden in deze passiemuziek komen uit drie bronnen:

  1. De Bijbel. De letterlijke teksten uit het Johannes (en soms het Mattheus) Evangelie. Die worden gezongen door de Evangelist, soms door andere solisten en ook door het koor.
  2. Tekstdichters. Poëtische beschouwingen in de vorm van aria’s en arioso’s. Twee keer zijn ze toebedeeld aan het koor: in het openings- en slotkoor.
  3. Traditionele Lutherse kerkgezangen. Dit betreft de ‘koralen’. In Bachs tijd vormden die een dagelijks voedsel, dus ze waren in de Passie steeds een herkenningspunt.

Het koor vervult diverse rollen, n.l. in elk van deze drie categorieën.

De solisten figureren in categorie 1 en 2, behalve de Evangelist en Christusvertolker, die slechts één rol vervullen.

Dat Bach altijd weer de meest expressieve en uiteenlopende verpakkingen vindt voor de woorden is overduidelijk. Ik wijs slechts op het begin en het einde van de Johannes Passie. Het openingskoor heeft een lang voorspel, waarin de strijkers een tragische en eentonige ondergrond vormen voor de blazers die zich overgeven aan weeklagende omspelingen. Het slotkoor, “Ruht wohl”, vormt de sombere afronding. Maar daarna laat Bach toch nog de zon doorkomen, wanneer de opstanding en het eeuwige leven worden aangekondigd. Dat gebeurt op verrassende wijze in een kort koraal, dat als een optimistisch postscriptum ná het grote slotkoor is toegevoegd.

Max van Egmond.