Paul Phoenix (tenor)

Paul PhoenixPaul’s musical education began as a Boy Chorister in the Choir of St. Paul’s Cathedral, London, and in 1977 he sang in the Queen’s Silver Jubilee service. His recording of Geoffrey Burgon’s ‘Nunc Dimittis’ won an Ivor Novello Award in 1980, as well as a gold disc, recognizing more than 100,000 album sales.

His musical education continued at the Royal Northern College of Music, in Manchester, England, between 1986 and 1991 where he studied voice and academic studies, spending his spare time singing in various styles and guises – as a member of Manchester Cathedral Choir, fronting a Big Band as well as recording with a Dutch group called ‘Janus’. It prepared him for the musical versatility of The King’s Singers. Paul’s freelance career was well underway by the time he graduated as a tenor. There followed a 6-year period during which he worked as a freelance singer and coach throughout the UK and Europa – continuing to diversify, singing as a soloist in oratorio, taking part in pop and classical sessions, coaching the choristers of Westminster Under School and performing with the Monteverdi Choir.

Paul was appointed to The King’s Singers in 1997, and joined in September of that year. Averaging more than 130 concerts annually, he has sung in many of the world’s greatest concert halls.‘I’ve enjoyed every minute as a King’s Singer,’ says Paul, who in nearly 2000 concerts with the ensemble has travelled all over the world, from South Africa, Australia and New Zealand, through Europe, the USA, Canada, South America, the Middle East and Far East with too many places to mention in between! As well as a packed concert schedule, The King’s Singers recordings continue to be released to critical acclaim. Yet it is the sheer diversity of repertoire as well as the quality and consistency of performance that has set apart Paul’s time with the group; time that has been recognised with numerous accolades: in 2009 Paul was awarded a Grammy for his part in co-producing and performing on the CD ‘Simple Gifts’. He featured on the 2011 Grammy winning recording, ‘Light and Gold’, with music by the American composer Eric Whitacre, and in 2013 The King’s Singers were voted into the Gramophone ‘Hall of Fame’, recognising more than 45 years of recording and performing excellence.

Paul lives in Cambridge, England with his wife and their two teenage sons.

Dorien Lievers (alt)

Dorien LieversAl tijdens haar studie hoofdvak orgel aan het Arnhems conservatorium was Dorien actief als zangeres. Dat verklaart waarom zij, enige jaren na haar afstuderen als organist, voor de vocale muziek koos en hoofdvak zang ging studeren aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daar volgde zij tevens interpretatielessen bij Meinard Kraak en werkte mee aan diverse masterclasses.

Al tijdens deze opleiding zong zij bij Cappella Amsterdam onder leiding van Daniel Reuss en Collegium Vocale Gent o.l.v. Philippe Herreweghe. Later kwam daar ook Ton Koopmans Amsterdam Baroque Choir bij.

Dorien maakt deel uit van de vaste bezetting van het Nederlands Kamerkoor en is regelmatig te horen als soliste, zowel in binnen- als buitenland, waarbij ze samenwerkt met professionele orkesten en ensembles als de Akademie für Alte Musik Berlin, het Concertgebouw Kamerorkest, het Gesualdo Consort en Camerata Trajectina.

Zij was o.a. te horen in diverse Bach-cantates, diens Matthäus- en Johannes-Passion en Weihnachts-Oratorium, Monteverdi’s Mariavespers, Handel’s Messiah, het Stabat Mater van Haydn en de Elias van Mendelssohn en werkte mee aan vele cd-opnamen.

Mitchell Sandler (bas)

Mitchell SandlerDe bas Mitchell Sandler studeerde aan de Universiteit van Californië te Berkeley. Gedurende enkele jaren verleende hij zijn medewerking aan het ensemble Chanticleer, waarmee hij veel opnames maakte voor radio en televisie. Tevens verschenen er veel cd-opnamen van dit ensemble. Sinds 1989 woont hij in Nederland, waar hij zijn studie voortzette aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag en zich specialiseerde in barokrepertoire bij Max van Egmond.

Solistisch heeft hij onder meer opgetreden bij dirigenten als Frans Brüggen, Gustav Leonhardt, Philippe Herreweghe, Hermann Max en Wieland Kuijken. Mitchell Sandler maakt deel uit van het ensemble van jonge solisten bij de Nederlandse Opera, opgericht in 1992 voor de première van Life with an Idiot van Alfred Schnittke. Sindsdien heeft hij zijn medewerking verleend aan meerdere producties bij de Nederlandse Opera, onder andere Die Glückliche Hand van Arnold Schönberg, Monteverdi’s L’Orfeo en Verdi’s Don Carlo, als een van de Deputati Fiamminghi. In 2002 zong hij de première van een nieuwe opera van Tan Dun, Tea, eerst in Tokyo en daarna in het Muziektheater Amsterdam en Shanghai. Hij heeft meerdere rollen vertolkt bij Buffo Operamakers, onder andere in Hot Hands – de basketball opera van Bob Zimmerman. Verder heeft hij verschillende rollen gezongen bij Opera Minora, zoals de Keizer Altoum in Turandot van F. Busoni, en de componist in Salieri’s Prima la Musica, poi le Parole. In 1996 verleende hij als solist zijn medewerking aan de première van Love Songs on a White Surface van Fabio Nieder, met verscheidene concerten in Nederland en Duitsland bij het Nieuw Ensemble onder leiding van Ed Spanjaard. Onlangs vertolkte hij de rol van Sarastro in Mozarts Die Zauberflöte, een productie van de Stichting Buitentheater.

Naast zijn concertpraktijk als oratoriumsolist is Mitchell Sandler verbonden aan The Amsterdam Baroque Choir, het Groot Omroepkoor, en Song Circle, een kamermuziekensemble.

Toelichting Pachelbel en BWV 5

Pachelbel “Gott ist unser Zuversicht”

Johann Pachelbel, geboren in 1653 te Neurenberg en aldaar gestorven in 1706, was 32 jaar ouder dan Bach. Hij was met Bachs vader bevriend en fungeerde als peetvader voor één van Bachs zusters. Men speculeert, dat Pachelbel de jonge Bach heeft leren kennen toen die negen jaar oud was.

Evenals Bach groeide Pachelbel op in een zeer muzikale familie. Zijn oeuvre is rijk en omvat zowel wereldlijke als geestelijke muziek.

Het korte, achtstemmige “Gott ist unser Zuversicht” wordt begeleid door basso continuo. Het begin is dubbelkorig met een simpel ogende echo-werking tussen de beide groepen. In de tweede helft worden de koren samengevoegd tot een vier-stemmig geheel. Daar zingen de sopranen als cantus firmus de koraalmelodie “Ein feste Burg”, terwijl de andere stemmen begeleiden met meer bewegelijke partijen.

J.S. Bach “Wo soll ich fliehen hin?” BWV 5

Hoewel matig van lengte is cantate BWV 5 groots van opbouw en een uitdaging voor de zangers en spelers. De tekst belicht eerst de wanhoop van de mensen om hun zonden. Maar vanaf nummer 4 gloort er hoop, wanneer de zondaars beseffen dat zij hun verbetering kunnen bevechten. Dienovereenkomstig zijn de twee aria’s (nrs. 3 en 5) van deze cantate heel contrasterend, zowel inhoudelijk als qua uitvoering.

Het openingskoor, nr. 1, heeft uitgebreide orkest-ritornellen. De notenreeksen illustreren het moeizaam zoeken naar een uitweg, in overeenstemming met de schuldbewuste woorden.

De bas zingt in het volgende recitatief, nr. 2, dat zijn zonden hem als wilde stromen overspoelen. Die watervallen van slechtheid worden uitgebeeld in de volgende aria, nr. 3. De altviool begint daarmee in neerdalende notenreeksen en de tenor noemt het klaterende vocht zelfs stromen van bloed. Bach drukt dat zo plastisch uit dat de eindeloze notenreeksen zowel de zanger als de luisteraar naar de keel grijpen.

In het alt-recitatief, nr. 4, worden rust en vertrouwen hersteld. Als verrassing heeft Bach door dit secco recitatief een hobo-solo heengevlochten met nog eens de koraalmelodie die ook de basis vormt van het begin en einde van de cantate. Opnieuw laaien de emoties op in aria nr. 5, die groots van opzet is, en zelfbewust en strijdlustig. De solo-trompet beeldt de helse stemmen uit en de zanger probeert die tot zwijgen te brengen.

Het sopraan-recitatief, nr. 6, noemt opnieuw de druppels bloed, maar refereert nu aan de kruisdood van Jezus, die zijn bloed vergoot om de mensheid te redden. Het slotkoraal, nr. 7, rondt die gedachte af met het belijden van dank en trouw.

Caroline Stam (sopraan)

Caroline Stam studeerde zang aan het Sweelinck Conservatorium Amsterdam bij Erna Spoorenberg en Margreet Honig. Zij behaalde het diploma Uitvoerend Musicus na haar studie Docerend Musicus cum laude te hebben afgesloten. Daarna werd zij gecoacht door David Pittman-Jennings.

In 1995 behaalde zij de eerste prijs voor sopraan op de Grimsby International Competition for Singers te Grimsby, Groot-Brittannië, alsmede de eerste prijs voor de vertolking van het Franse lied.

Zij concerteerde in Nederland, Engeland, Frankrijk, Spanje, Denemarken en Duitsland, tijdens festivals als Les Festivals du Trégor, La Folle Journée de Nantes, het Festival des Cathédrales de Picardie, het Dollardfestival en het Bremer Bachfest, onder dirigenten als Robert King, Ivan Fischer, Patrick Peire, Sir David Willcocks, Charles de Wolff, Roy Goodman, Jan Willem de Vriend, Jos van Veldhoven en Ton Koopman.

Sinds 1994 verzorgt Caroline regelmatig liederen-recitals voor de vereniging Vrienden van het Lied. Ook trad zij op met blokfluitensemble Brisk en het Egidiuskwartet.

Zij verleende solistische medewerking aan de cd-opnamen van Purcell’s Fairy Queen en diverse Bach-cantates, waaronder in de gehele tiende aflevering van de serie complete opnamen van de Bach-cantates onder leiding van Ton Koopman. Ook verschenen van haar een opname van Italiaanse barokcantates onder leiding van Patrick Peire en Bach’s Johannes Passion met de Nederlandse Bachvereniging onder leiding van Jos van Veldhoven. Zij soleerde tevens in Ton Koopman’s reconstructie van Bach’s Markus Passion alsmede Buxtehude’s Das Jüngste Gericht met het Amsterdam Baroque Orchestra and Choir onder leiding van Ton Koopman. Verdere opnamen met Ensemble Amphion met Muziek uit de tijd van Rembrandt en met Camerata Trajectina Bacchus, Ceres en Venus van Johan Schenck en liederen van Jacob Cats.

In 2011 zong zij de Nederlandse première van het Requiem van Iver Kleive.