Maria Goetze (sopraan)

Maria Goetze (sopraan) begon al op jonge leeftijd met zingen bij het Nationaal Kinder- en Jeugdkoor. Daarna studeerde zij klassiek zang aan het conservatorium van Rotterdam (Codarts) en Duitse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Utrecht.

Maria zingt met verschillende professionele kamerkoren en ensembles. Zij is lid van het succesvolle female a cappella ensemble Wishful Singing, dat reeds verschillende prijzen won in binnen- en buitenland. Ook zingt ze polyfonie uit de Renaissance met Egidius onder leiding van Peter de Groot. Met dit ensemble nam Maria verschillende cd’s op. Daarnaast is zij te horen als zangeres in o.a. het Nederlands Kamerkoor, het Laurens Collegium Rotterdam, Studium Chorale Maastricht en Bachkoor Holland.

Maria zingt als soliste vooral werken uit de barok en hedendaags repertoire. Zij werkte in de afgelopen periode o.a. mee aan uitvoeringen van de Hohe Messe en het Magnificat van Bach, de Mariavespers en het Magnificat van Monteverdi, het Stabat Mater van Haydn en dat van Pergolesi, het Requiem van Fauré en de Mis in D-groot van Dvořák. In 2016 staan onder anderen de Leçons de Ténèbres van Couperin en Membra Jesu Nostri van Buxtehude op het muzikale menu. Ook zal Maria als soliste meewerken aan een cd-opname met Combattimento.

Schütz Musikalische Exequien

De Duitse componist Heinrich Schütz (1585 – 1672) was een vertegenwoordiger van de vroeg-barok. Hij werd honderd jaar voor J.S. Bach geboren, maar was een tijdgenoot van Gabrieli, Monteverdi en Sweelinck. Nederland beleefde zijn Gouden Eeuw en ook elders in Europa bloeiden de kunsten. Dat gebeurde ‘tegen de verdrukking in’, want her en der waren lange oorlogen gaande, bij voorbeeld de Tachtigjarige Oorlog, of de aanhoudende vetes tussen diverse Duitse vorstendommen.

Toen Schütz 14 jaar was begon hij als koorknaap met een grondige muzikale opleiding. Omdat componisten in die tijd hun inspiratie vooral uit Italië haalden, vertrok Schütz op 24-jarige leeftijd naar Venetië, om te studeren bij Gabrieli. Zijn verblijf daar werd een paar keer verlengd, maar toen zijn leermeester gestorven was, keerde Schütz naar Duitsland terug. Hij studeerde en werkte in Kassel en Dresden.  Hij trad in het huwelijk met de 19-jarige Magdalena Wildeck, die echter op haar 24ste overleed; een verlies dat Schütz nooit helemaal te boven is gekomen.

Zestien jaren na zijn verblijf in Venetië ging Schütz opnieuw naar Italië, nu om een studie te maken van de stijl van Monteverdi. Na terugkomst kon hij het in zijn door oorlog geteisterde vaderland moeilijk uithouden. Hij verplaatste zich naar het noorden, werkte o.a. in Hamburg en werd tenslotte hofmuzikant in Kopenhagen.

Toen de oorlog voorbij was, keerde Schütz terug naar Dresden, waar hij in de leeftijd van 87 jaar stierf en een rustplaats vond in de beroemde Frauenkirche, die vervolgens diverse keren werd verwoest en weer opgebouwd, laatstelijk in en na de Tweede Wereldoorlog.

De Musikalische Exequien (muzikale uitvaart) componeerde Schütz in 1626, op 51-jarige leeftijd. Men spreekt wel van het eerste Duitstalige requiem, dat dus ontstond lang voor Ein deutsches Requiem van Brahms. De Musikalische Exequien worden gevormd door drie delen en zijn afwisselend geschreven voor één of twee koren en een ensemble van solisten, steeds begeleid door een uitgebreide continuo-groep.

Deel 1 is het langste van de drie delen. Het is een opeenvolging van korte stukjes in steeds wisselende combinaties van solisten-ensembles en zesstemmige koren. Af en toe worden de stukken ingeleid door een eenstemmige Gregoriaanse intonatio.

Deel 2 heet Herr, wenn ich nur dich habe. Het is een kort deel voor twee vierstemmige koren, dat een meer troostende en optimistische inhoud heeft.

Deel 3, Herr, nun lässest du deinen Diener in Frieden fahren, wordt weer met een Gregoriaanse zin ingeleid. Deze keer zijn de uitvoerenden een vijfstemmig koor en een trio van solisten.

Max van Egmond
Literatuur: o.a. Baumgartner Barock-Musik.

Caroline Stam (sopraan)

Caroline Stam studeerde zang aan het Sweelinck Conservatorium Amsterdam bij Erna Spoorenberg en Margreet Honig. Zij behaalde het diploma Uitvoerend Musicus na haar studie Docerend Musicus cum laude te hebben afgesloten. Daarna werd zij gecoacht door David Pittman-Jennings.

In 1995 behaalde zij de eerste prijs voor sopraan op de Grimsby International Competition for Singers te Grimsby, Groot-Brittannië, alsmede de eerste prijs voor de vertolking van het Franse lied.

Zij concerteerde in Nederland, Engeland, Frankrijk, Spanje, Denemarken en Duitsland, tijdens festivals als Les Festivals du Trégor, La Folle Journée de Nantes, het Festival des Cathédrales de Picardie, het Dollardfestival en het Bremer Bachfest, onder dirigenten als Robert King, Ivan Fischer, Patrick Peire, Sir David Willcocks, Charles de Wolff, Roy Goodman, Jan Willem de Vriend, Jos van Veldhoven en Ton Koopman.

Sinds 1994 verzorgt Caroline regelmatig liederen-recitals voor de vereniging Vrienden van het Lied. Ook trad zij op met blokfluitensemble Brisk en het Egidiuskwartet.

Zij verleende solistische medewerking aan de cd-opnamen van Purcell’s Fairy Queen en diverse Bach-cantates, waaronder in de gehele tiende aflevering van de serie complete opnamen van de Bach-cantates onder leiding van Ton Koopman. Ook verschenen van haar een opname van Italiaanse barokcantates onder leiding van Patrick Peire en Bach’s Johannes Passion met de Nederlandse Bachvereniging onder leiding van Jos van Veldhoven. Zij soleerde tevens in Ton Koopman’s reconstructie van Bach’s Markus Passion alsmede Buxtehude’s Das Jüngste Gericht met het Amsterdam Baroque Orchestra and Choir onder leiding van Ton Koopman. Verdere opnamen met Ensemble Amphion met Muziek uit de tijd van Rembrandt en met Camerata Trajectina Bacchus, Ceres en Venus van Johan Schenck en liederen van Jacob Cats.

In 2011 zong zij de Nederlandse première van het Requiem van Iver Kleive.