Purcell en Blow

De levens van John Blow (1649-1708) en zijn leerling/collega Henry Purcell (1659-1695) speelden zich af in een tijd dat Engeland veel dramatische gebeurtenissen meemaakte, zoals de pestepidemie, de restauratie van de monarchie na de dictatuur van Cromwell, drie zeeoorlogen (in Nederland bekend als de eerste drie ‘Engelse’ oorlogen), de grote brand in Londen en de Glorious Revolution. Toen Karel II in 1660 na jaren van ballingschap de troon besteeg, besloot hij zijn eigen muzikale smaak door te voeren. Dit betekende bijvoorbeeld de introductie van Franse en Italiaanse stijlkenmerken en vormen.

Blow begon zijn loopbaan als koorknaap in de Chapel Royal, waarna hij in 1668 organist van Westminster Abbey werd. Aan het hof bekleedde hij functies als virginalist, Gentleman of the Chapel Royal en Master of the Children of the Chapel Royal (in deze hoedanigheid was hij Purcells leraar) en organist. Volgens de overlevering trad Blow in 1679 terug als organist van Westminster Abbey, om plaats te maken voor de geniale Purcell. Samen dienden zij vanaf 1682 als twee van de drie organisten in de Chapel Royal. In 1687 kreeg Blow de leiding over het koor van St. Paul’s Cathedral. Toen Purcell voortijdig overleed, eiste Blow de positie van organist aan Westminster Abbey weer op. Een laatste mijlpaal in zijn carrière was zijn aanstelling in de nieuwe functie van Composer of the Chapel Royal (1700).

In de Anglicaanse kerk bleef het Latijn verboden. Dat ‘Salvator mundi’ in deze taal is geschreven, wijst wellicht op een (koninklijke?) privébestemming. De tekst komt uit het Officie voor het Ziekenbezoek. Jezus wordt gesmeekt om redding, met indringende momenten op de woorden ‘salva’ en ‘per crucem’.

Purcell staat op eenzame hoogte als sleutelfiguur tussen oude (Engelse) vormen en nieuwe (Franse en Italiaanse) ontwikkelingen. Nog in de twintigste eeuw zouden componisten als Benjamin Britten en Michael Tippett zich door zijn stijl laten inspireren. Als koorknaap van de Chapel Royal componeerde hij al op zijn achtste. Toen hij in 1673 al de baard in de keel kreeg – voor die tijd uitzonderlijk vroeg – werd hij assistent van de beheerder van de koninklijke blaas- en toetsinstrumenten. In de daarop volgende jaren moest hij het orgel van Westminster Abbey stemmen en muziek kopiëren, totdat hij in 1677 zijn componeertalenten in praktijk kon brengen als ‘Composer in ordinary with a fee for the Violins to his Majesty’. Een belangrijke promotie was in 1679 de al genoemde aanstelling als organist van Westminster Abbey. Vanaf 1682 was Purcell organist en zanger in de Chapel Royal, waarnaast hij de verantwoordelijkheid droeg voor de koninklijke muziekinstrumenten, waaronder de orgels van Whitehall, St. James’s Palace, Hampton Court en Windsor Castle.

Meer nog dan voor Blow kwam voor Purcell tekstexpressie op de eerste plaats. Om dit te verwezenlijken nam hij vaak vrijheden ten opzichte van de regels van de harmonie en speelde hij met het ritme. ‘Remember not, Lord, our offenses’ is een zetting van een tekst uit het Book of Common Prayer, gevolgd door het Latijnse ‘Jehova, quam multi sunt’, naar Psalm 3; hier valt de sterk gevarieerde ritmiek op. In ‘Hear me, o Lord’ (Psalm 143: 7-11) krijgen de woorden ‘for my spirit waxeth faint’ een toepasselijke dalende lijn. Na ‘O God, thou art my God’ (Psalm 63: 1-5, 8), met een smartelijke chromatiek in ‘My soul thirsteth… where no water is’ keren we terug naar Blow met het solistisch bezette ‘O pray for the peace of Jerusalem’ (Psalm 122: 6-9).

Frits Vliegenthart