Er staan twee onbegeleide (a capella) koorwerken op het programma, beide uit Duitsland, maar met twee en een halve eeuw verschil in ontstaansgeschiedenis.
Heinrich Schütz (1585-1672) was afkomstig uit het oosten van Duitsland en Johannes Brahms (1833-1897) uit de noordelijke havenstad Hamburg. Beiden waren wonderkinderen. Schütz blonk uit als jongenssopraan en Brahms was als kind al een pianovirtuoos. Maar zij groeiden beiden op in een arm gezin. De muzikale opvoeding van Schütz werd betaald door weldoeners. Brahms moest als dertienjarige van zijn ouders piano spelen in havencafés en bordelen om wat extra huishoudgeld thuis te brengen. Hij wist zich aan dat milieu te ontworstelen en was al jong een succesvolle koordirigent en pianist. Geleidelijk werd hij een beroemde componist en later een gevestigd dirigent in Wenen. Het echtpaar Robert en Clara Schumann raakte goed bevriend met Brahms en toen Robert gestorven was, werd Brahms een langjarige steun voor de weduwe Clara en haar kinderen. Brahms onderhield poëtische contacten met intellectuele vrouwen, maar is nooit getrouwd geweest. Schütz huwde op latere leeftijd, maar was na zes jaar al weduwe. Hij werd, samen met Sweelinck, beschouwd als de grondlegger van de protestantse orgeltraditie vóór de komst van Bach. Hij werkte, zoals in die dagen gebruikelijk, als hoforganist bij diverse vorsten, o.a. in Denemarken. Twee keer maakte hij een lange studiereis naar Italië, eerst voor lessen bij Gabrieli en later bij Monteverdi.
Het korte koorwerk “Herr, auf dich traue ich” (SWV 377) van Schütz is gebaseerd op psalm 31: 2-3. Het is voor een 5-stemmig koor, want de sopranen zijn gesplitst. Het stuk verwoordt één lang gebed tot God, waarin gevraagd wordt om vergeving, verlossing van schande, verlening van steun en sterkte. En dat alles volgens eerder door God gedane beloften. Voordat de tekstherhalingen beginnen, wordt ieder nieuw tekstfragment eerst door slechts één of twee koorstemmen geïntroduceerd, hetgeen de verstaanbaarheid bevordert.
Het vierstemmige motet “Warum ist das Licht gegeben, dem Mühseligen?” heeft Brahms gecomponeerd op 23-jarige leeftijd, als oefenstuk in zijn studie contrapunt. De vermoedelijke tekstschrijver Spitta heeft zich gebaseerd op fragmenten uit de bijbelboeken Job, Klaagliederen en Brief van Jacobus. In het stuk wordt een grote, tragische vraag gesteld: Waarom geeft de Heer (levens)licht aan degenen die levensmoe zijn? Waarom laat hij ze tevergeefs wachten op de dood? De vraag “Warum?” wordt op vele wijzen herhaald, steeds klinkend als uit één mond. Het stuk heeft 4 deeltjes, waarvan het laatste is geïnspireerd door de slotkoralen van Bachcantates. Dat verwondert niet, want Brahms was, zoals vele componisten, een grote bewonderaar van Bach.
Max van Egmond