Wär Gott nicht mit uns diese Zeit is door Bach gecomponeerd in 1735, enkele weken na het Weihnachts-Oratorium. Hij was toen 50 jaar oud en het is een van zijn laatst gecomponeerde kerkcantates. De grondslag is Luthers versie van Psalm 124: ons leven is afhankelijk van Gods hulp, zonder welke wij ten onder zullen gaan. In de delen 3 en 4 wordt het onheil vergeleken met stormvloed en overstroming.
Het openingskoor, deel 1, is groots van structuur en van lengte atorvastatin dose. Bach doet geen moeite, de luisteraar te behagen met prettige instrumentale tussenspelen en meeslepende zangmelodieën. In plaatst daarvan construeert hij een geniaal bouwwerk van motetachtige themaverwerkingen door elk van de vier koorstemmen, waarin kenners fuga’s en contra fuga’s zullen herkennen. Ieder thema wordt door één koorsectie ‘solistisch’ gepresenteerd en onmiddellijk door de volgende koorgroep in een ‘omkering’ nagedaan. Na dat vocale initiatief imiteren de blazers het thema nog eens in langere notenwaarden, als cantus firmus. Deze kunstige fugaopbouw gebeurt zeven keer, n.l. voor iedere regel uit de psalmtekst.
Een formidabel contrast is deel 2, een heldhaftige sopraanaria met solohoorn: God geeft kracht in ons gevecht tegen het kwaad. Die worsteling wordt uitgebeeld met onverwachte accenten (tegen de maat in), moeilijke intervallen (hoog en laag) en acrobatische vocale eisen (ademtechniek).
In het tenorrecitatief, deel 3, wordt de stormachtige tekst in het continuo onderstreept door wild op en neergaande loopjes. De volgende aria, deel 4, voor bas, twee hobo’s en continuo, schept een sfeer van tevredenheid met het resultaat van Gods steun: het bedwingen van de stortvloed aan aardse dreigingen, door neergaande loopjes uitgedrukt.
In het korte en ogenschijnlijk eenvoudige slotkoraal, deel 5, presenteren de sopranen nog een keer het centrale thema van deel 1, geniaal geharmoniseerd en omspeeld met snellere noten in de andere koorstemmen.
Max van Egmond
Geraadpleegd: A.Dürr, Die Kantaten von J.S.Bach.