Esther Levin (sopraan)

 

Esther Levin sings regularly as a soprano soloist in London, throughout the UK and in Europe.

Oratorio highlights include Bach’s St Matthew Passion (Reading), Monteverdi’s Vespers (St Alban’s Cathedral), Banchieri’s La Barca (in Leipzig with I Fagiolini), Brahms’ German Requiem (Douai Abbey) and Monteverdi’s Vespers of 1640, Lamento della Ninfa and Biber Requiem in Dorchester Abbey.

Esther is equally at home on the recital platform and has made several recordings, including a CD of classical lullabies with her regular recital partner, pianist William Hancox. She gets enormous enjoyment out of her musical life, and is never happier than when working with colleagues who share her sense of commitment and fun.

Born in Vienna, Esther also studied music there until she moved to London, where she trained in Early Music and Voice at the Guildhall School of Music and Drama.

Sigurd van Lommel (alt)

Sigurd van Lommel, altus, studeerde Frans aan de Universiteit van Amsterdam en volgde zanglessen bij Christopher Kale en masterclasses bij Andreas Scholl. Hij studeert sinds enkele jaren bij Paula de Wit.

Sigurd treedt regelmatig solistisch op in Nederland en daarbuiten. Hij is tevens als solist te horen op verschillende klassieke de-opnames, waarvan de meest recente werk van Antonio Caldara bevat, uitgevoerd met Ensemble La Silva.

Samen met Jelma van Amersfoort (luit & klassieke gitaren) vormt hij het duo La Chartreuse de Valbonne, waarvan binnenkort een cd uitkomt met vroeg romantische liedjes, “La Bonbonnière Lyrique”. Naast de klassieke muziek is Sigurd te zien en te horen in theater- en cabaretoptredens waarvoor hij ook materiaal schrijft.

Toelichting BWV 248/1 en 63

Over de beide cantates

Met de zes delen van het Weihnachts-Oratorium is de kerstmuziek van Bach nog lang niet uitgeput. Er zijn minstens twintig ‘losse’ cantates voor alle kerkelijke feestdagen rondom advent en Nieuwjaar. En dat waren er in de Lutherse traditie heel wat. Zo vierde men toen zelfs een derde kerstdag, na de twee ons bekende. Op die manier had Bach de beschikking over diverse series kerstcantates en kon enkele jaren voort zonder in herhalingen te vervallen. Eén keer heeft Bach duidelijk aangegeven dat zes specifieke kerstcantates als cyclus gezien mochten worden. Hij liet een tekstboek maken met de woorden van alle cantates die tegenwoordig Weihnachts-Oratorium heten. Zo hoefden de kerkgangers het tekstboek maar één keer aan te schaffen, om het vervolgens naar zes kerkdiensten mee te nemen.

Jauchzet, frohlocket BWV 248/1

Deel 1 van BWV 248 (Weihnacht-Oratorium) is bedoeld voor eerste kerstdag. Zuinig als Bach was met zijn tijd en talent, gebruikte hij vaak thema’s uit eerdere werken voor een nieuw doel. In deze cantate is het hergebruik overduidelijk. De opvallende paukenroffel aan het begin verwijst naar BWV 214, Tönet, ihr Pauken, een koninklijke gelukwens-cantate, die maar voor één keer bedoeld was, maar waarvan het materiaal zeer geschikt was voor een feestcompositie met meer permanente bestemming.

In het openingskoor (nr. 1) zingen de vier koorstemmen hun lof vaak in stevige blokken, als uit één mond. Slechts bij uitzondering krijgen de diverse stemmen onafhankelijke, elkaar imiterende partijen te zingen.
De evangelist (tenor) reciteert het letterlijke kerstevangelie van Lucas (nr. 2 en 6). Daarop wordt naadloos aangesloten door één van de andere solisten. Zo gaat het secco-recitatief nr. 2 over in een begeleid recitatief met twee oboi d’amore voor alt (nr. 3), gevolgd door de alt-aria nr.4. In beide alt-solo’s wordt vooruitgeblikt naar de komst van het Jezus-kind. Dat is ook het geval in het koraal nr. 5. Maar in recitatief nr. 6 is de geboorte inmiddels een feit. En Bach sluit daarop aan met een kunstige constructie. Nr. 7 heet Choral und Rezitatief en inderdaad zingen de koorsopranen als cantus firmus een bekend kerkkoraal, dat telkens onderbroken wordt door een recitatief van de bas. Het geheel wordt suggestief begeleid door twee hobo’s, de ‘herders instrumenten’ bij uitstek. Na dit goede nieuws volgt een triomfantelijke bas-aria met trompet-solo (nr.8), die inmiddels een paradepaardje geworden is voor zangers bij concoursen of examens. Ook het slotkoraal nr. 9, is vol van symboliek. Het koor zingt een tere melodie, eigenlijk een wiegenlied, maar trompet en pauken onderbreken deze slaappoging van het Kind met een niet te stuiten feestrumoer op de achtergrond. Een dankbare tegenstelling.

Christen, ätzet diesen Tag! BWV 63

Cantate BWV 63 is één van de vele ‘losse’ Bach-cantates voor de kersttijd. Destijds waren koperblazers en pauken in kerkmuziek alleen toegestaan bij feestelijke gedenkdagen. Bij normale, ‘ernstige’ kerkdiensten moesten componisten zich beperken tot de meer ingetogen houtblazers, natuurlijk gepaard aan een strijkorkest. Maar in deze cantate schallen maar liefst vier trompetten, nog versterkt door drie hobo’s, fagot en pauken. De woorden van het openingskoor (nr. 1) liegen er dan ook niet om: “Christenen, laat [de herinnering aan] deze dag gebeiteld worden in marmer en metaal”. Wel, u zult het merken.
Het alt-recitatief, nr. 2, is een groot contrast. Het is ingekeerd, filosofisch en dankbaar. Bij sommige heel expressieve woorden spint Bach het secco recitatief uit tot een arioso, met veel lyriek. Nr. 3 is een duet van sopraan en bas, begeleid door een hobo en continuo. Hobo en sopraan bewegen zich in de hoogste sferen in dit dankbare loflied. Het tenor-recitatief nr. 4 bezorgt ons opnieuw een contrast. In heldhaftige woorden wordt de leeuw uit het geslacht van David bezongen, waarbij ook zwaard en pijlen worden opgevoerd, terwijl het continuo strijdvaardige geluiden produceert. In overeenstemming daarmee is het duet nr. 5: een grootschalige vreugdedans met eindeloze coloraturen van de beide zangers. In de laatste solo, het begeleide recitatief nr. 6, zweept de bas op tot vreugde en hulde, waaraan het koor gehoor geeft in nr. 7 (slotkoor) waarin een duizelingwekkende orkestpartij het feest afrondt.

Max van Egmond

literatuur o.a.
Chr. Wolff, J.S.Bach
A. Dürr, Die kantaten vor J.S.Bach
W.Neumann, Handbuch der Kantaten J.S.Bachs.

Arco Mandemaker (tenor)

Arco Mandemaker studeerde hoofdvak zang aan het Rotterdams Conservatorium bij Sylvia Schlüter en Maarten Koningsberger en hoofdvak koordirectie bij Barend Schuurman. Daarnaast nam hij deel aan masterclasses van onder anderen Barbara Bonney, Hans-Peter Blochwitz, Carolyn Watkinson, Margreet Honig en Ian Bostridge. Na zijn zangstudie specialiseerde hij zich in de barokke uitvoeringspraktijk bij Howard Crook. Op dit moment wordt hij gecoacht door Jard van Nes.

Arco ontwikkelde zich tot een veelzijdig zanger met een repertoire dat alle stijlperioden omvat. Zo trad hij als solist ondermeer op in de oratoria van Händel, Haydn, Honegger en Mendelssohn-Bartholdy, het Requiem van Mozart, de Messe Solennelle van Rossini, de Messa di Gloria van Puccini en het Requiem van Verdi. Van Bach staan naast diens cantates, het Weihnachts Oratorium en de Hohe Messe, ook de evangelist en aria’s uit de Johannes- en Mattheüs Passion op zijn repertoire.

Ook als liedzanger is Arco actief. Zo trad hij samen met schrijver Nico ter Linden op in het programma ‘De Psalmen muzikaal verbeeld door Constantijn Huygens’. Verder staan de liederen van Beethoven, Brahms, Haydn, Mozart, Schubert, Schumann en Wolf regelmatig in zijn liedrecitals centraal. Onlangs was Arco te horen in een recital rond het Italiaanse liedrepertoire met liederen van ondermeer Bellini, Donizetti, Puccini, Rossini en Verdi.
In 2005 richtte hij de stichting “Musica Inaudita” op, een stichting die zich bezighoudt met de uitvoering van “ongehoorde” muziek. Tevens werd hij artistiek leider van het professionele “Gombert Consort” en het semiprofessionele “Schütz Vocaal Ensemble”.

Meer informatie op arcomandemaker.nl