Robbert Overpelt (tenor)

De tenor Robbert Overpelt begon zijn muzikale ontwikkeling als koorknaap in het Noord-Hollands Jongenskoor, waardoor hij op jonge leeftijd al bekent raakte met klassiek muziek. In 1986 zong hij voor het eerst de Evangelistenpartij in een serie uitvoeringen van de Matthäus Passion.

Naast zijn studie bedrijfseconomie studeerde hij acht jaar intensief solozang bij Max van Egmond. Na deze studieperiode volgde hij lessen bij Kurt Equiluz in Wenen, bij Peter Kooy in Duitsland en momenteel wordt hij gecoacht door Margreet Honig in Amsterdam.

Robbert Overpelt ontwikkelde zich in zeer snel tempo tot één van de meest gevraagde oratoriumzangers in Nederland, maar treedt ook internationaal veelvuldig op, met name in Duitsland. Hoewel zijn repertoire vele stijlperioden omvat, geniet hij de meeste bekendheid als vertolker van barokmuziek. Zo werkte hij met dirigenten als Ton Koopman, Gustav Leonhardt, Hermann Max, Charles de Wolff, Matthias Janz en vele anderen. Ook trad hij op in de VARA Matinee onder leiding van Edo de Waart. Voorts werkte hij mee aan verschillende radio- en televisieopnamen en is hij inmiddels te horen op diverse cd-opnamen.

Marc Pantus (bas-bariton)

Foto © Tonny de Rover

Bas-bariton Marc Pantus is thuis in zowel opera- als oratoriorepertoire. Dit seizoen was hij te horen in Handels Messiah, Mendelssohns Elijah en voerde hij met het Nederlands Blazers Ensemble Rossini’s opera Il Turco in Italia uit. NRC Handelsblad noemde zijn vertolking van de titelrol in Le Roi Pausole van Honegger met Opera Trionfo “innemend” en Trouw schreef “Marc Pantus zingt en danst zich autoritair door de titelrol” over deze zelfde productie.

Marc is een veel geziene solist bij uitvoeringen van kantates en passies van Bach. Over zijn aria’s in de Johannes Passion schreef de Haagse Courant “Dankzij hem werd de bas-aria met koor Mein teurer Heiland een ontroerend hoogtepunt”. En het Deventer Dagblad prees zijn Christus in de Matthaeus Passion: “De ster was de bas Marc Pantus, die met imposant stemgeluid een waardige Christus neerzette”.

Hij trad op met onder andere het Rotterdams Philharmonisch Orkest, het Residentie Orkest, het Schoenberg Ensemble, het ASKO Ensemble, het Noord-Nederlands Orkest, het Utrechts Barok Consort, de Nederlandse Bachvereniging, The Royal Philharmonic Orchestra en de Bochumer Symphoniker, onder leiding van dirigenten als Edo de Waart, Kenneth Montgomery, Reinbert de Leeuw, Paul McCreesh en Jos van Veldhoven.

Met zijn eigen operagezelschap i piccoli olandesi bracht Marc een serie zeer succesvolle komische barokopera’s ten gehore, zoals Terremoto, Farfaletta e Lirone van Francesco Conti. Met het Utrechts Barok Consort voerde hij Conti’s Don Chisciotte in Sierra Morena (Sancho Panza) en Telemanns Don Quichotte auf der Hochzeit des Camacho (Don Quichotte) uit.

Marc werkte mee aan de opname voor het DGG label van de Mattheus Passie (Jezus) in een hertaling van Jan Rot met het Residentie Orkest o.l.v. Jos Vermunt. Verder is hij onder andere te horen op CD-opnamen van Mozart’s Clemenza di Tito (Publio) en Galliard’s Pan & Syrinx (Pan), beide met Musica ad Rhenum o.l.v. Jed Wentz.

Hij studeerde aan de conservatoria van Utrecht en Den Haag bij respectievelijk Udo Reinemann en Meinard Kraak, en aan het Steans Institute for Young Artists in Chicago (V.S.), waar hij les had van onder andere Thomas Allen, Christa Ludwig, Barbara Bonney, Elisabeth Söderström en Roger Vignoles. Op dit moment wordt hij gecoached door Margreet Honig.

Het komende seizoen is hij regisseur en vormgever van “Svadebka!” waarin Les Noces en Histoire du Soldat van Stravinsky zijn opgenomen. Zelf speelt Marc de solovoorstelling DOODLEUK met muziek van Bach en Telemann en een verhaal van Thomas Bernhard.

Meer informatie op www.marcpantus.nl

Martha Bosch (sopraan)

Foto: Aisha Zeijpveld

Martha Bosch kreeg op jonge leeftijd zangles van Marjanne Kweksilber. Zij zette haar zangopleiding voort aan het Conservatorium van Amsterdam bij Hein Meens en Sasja Hunnego. Daarnaast volgde zij lessen en masterclasses bij Margreet Honig, Johannette Zomer, Emma Kirkby, Nelly Miricioiu, Maarten Koningsberger, Udo Reinemann, Christiane Oelze en Ira Siff. Momenteel wordt zij gecoacht door Wout Oosterkamp.

Martha zong veelvuldig als soliste in de Matthäus Passion en Johannes Passion van Bach, Die Jahreszeiten van Haydn, het Gloria van Vivaldi, het Te Deum van Purcell, het Stabat Mater van Pergolesi, het Requiem van Faure en diverse Bach en Telemann cantates. Hierbij werkte zij samen met dirigenten als Jos Vermunt, Hein Meens, Piet Hulsbos, Cor Brandenburg, Chris Pouw, Jos van Veldhoven, Alfredo Bernardini, Wolfgang Lange en Paul Waerts.

Daarnaast is zij als professioneel koorzangeres verbonden aan Cappella Amsterdam o.l.v. Daniel Reuss, het Amsterdam Baroque Choir o.l.v. Ton Koopman, PA’dam o.l.v. Maria van Nieukerken, het Laurens Collegium Rotterdam o.l.v. Wiecher Mandemaker en de Nederlandse Bachvereniging o.l.v. Jos van Veldhoven.

Ook werkte Martha mee aan verschillende operaproducties zoals “Bastien und Bastienne” van Mozart (Residentie Orkest, 2003), “Le Nozze di Figaro” van Mozart (De Nederlandse Opera Academie, 2007), “Les Aventures du Roi Pausole” van Honneger (Opera Trionfo, 2008), “Die Zauberflöte” van Mozart (International Belcanto Academy, 2012) en “L’Orfeo” van Monteverdi (Holland Opera, 2014).

Meer informatie op www.marthabosch.com

500 cantates in de Wester

30 oktober 19:30 uur is het zo ver. Met de uitvoering van de Hohe Messe vieren we het feit dat bijna zestig jaar geleden Ds. Visser en Simon C. Jansen een begin maakten met de traditie om in de Westerkerk jaarlijks bijna elke maand een cantate of ander werk van J.S. Bach uit te voeren. En nu kunt u voor de 500e keer deze traditie meemaken.

Continue reading “500 cantates in de Wester”

Een katholiek stuk door een protestantse componist

Was Bach een oecumeen avant la lettre? Hoe kwam hij er toe, als rechtgeaard lutheraan, een mis te componeren? Het antwoord zou kunnen zijn: hij was een cultureel oecumeen. En een christen met brede visie.

Wanneer bijbel en christendom een inspiratiebron zijn voor de zeer grote kunstenaars, dan stijgen hun scheppingen uit boven de scheidslijnen binnen het christendom. Wordt de Pietà van Michelangelo genegeerd door alle niet-roomse kunstliefhebbers? Kopen katholieken nooit een kaartje voor Bachs Matthäus-Passion? Of protestanten voor Verdis Requiem?

Van requiem gesproken, ook dit van oorsprong katholieke gegeven is geworden tot een boven-kerkelijke bron voor rouw en inkeer. Brahms maakte er zijn Deutsches Requiem van. Fauré modelleerde het requiem naar zijn eigen smaak. Britten heeft in zijn War Requiem de Latijnse tekst doorweven met anti-oorlog poëzie van Wilfred Owen.

Terug naar Bach. In de Lutherse kerk waren de Latijnse misteksten geenszins taboe. Behalve de Hohe Messe heeft Bach nog vier z.g. ‘Kleine’, Lutherse missen gecomponeerd (BWV 233 t/m 236). De Duitse titel ‘Hohe Messe’ is een Nederlandse uitvinding, die in Duitsland niet gebruikt wordt. Daar heet het werk H-moll Messe (mis in b-klein, BWV 232). Tijdens zijn leven is Bachs Hoogmis nooit uitgevoerd. Een deel er van heeft hij ingestuurd als proeve van bekwaamheid, toen hij solliciteerde naar de post van hofmuzikant bij de katholieke vorst Friedrich August II in Dresden. Met die nevenfunctie hoopte hij meer status te verwerven voor zijn baan als cantor in de lutherse Thomaskirche in Leipzig, waar hij zich beknibbeld voelde. De titel in Dresden kreeg hij pas jaren later, maar de bejegening in Leipzig werd er niet beter door.

Ontstaan en opbouw

J.S.Bach (1685-1750) completeerde zijn H-moll Messe tegen het einde van zijn leven, maar delen er van had hij veel eerder geschreven, of waren omwerkingen van eerder gebruikte stukken. Zo was het Sanctus al een kwart eeuw eerder geschreven en uitgevoerd. Het Kyrie en Gloria gebruikte Bach voor de bovengenoemde sollicitatie in Dresden in 1733. Het aangrijpende Crucifixus is 35 jaar eerder ontstaan, tóen als openingskoor voor de cantate BWV 12, genaamd Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen. Voor het voorspel van de beroemde alt-aria Agnus Dei heeft Bach het thema gebruikt van een alt-aria uit cantate BWV 11. De recycling van eigen werk was (en is) bij componisten niet ongebruikelijk. Bij Bach leidt het nooit tot een goedkope ratjetoe van materiaal. In tegendeel, de Hohe Messe is een grootse en meeslepende eenheid, waarin de zeer contrasterende delen de oren gespitst houden.

De vier eerste maten van nummer 1 zijn een imposante en statige opening, die gevolgd wordt door een opbouw van klein naar groot. Zulke stapsgewijze ontwikkeling horen we ook in andere koren, b.v. Gratias. Et in carnatus est en Dona nobis pacem. Daarentegen wordt van het begin af groots uitgepakt in de koren Gloria in excelsis, Cum Sancto Spiritu, Sanctus en Osanna.

De aria’s en duetten zijn bijna altijd intieme intermezzi. Soms spelen de violen slechts een eenstemmige melodie, zoals in het duet Christe eleison en de alt-aria Agnus Dei. Vaak speelt naast de zanger een ‘obligaat’ solo-instrument, zoals in de alt-aria Laudamus te, de bas-aria’s Quoniam en Et in Spiritum of de tenor-aria Benedictus, waarin fluit en zanger op verstilde wijze het slot voorbereiden.

Uitvoeringspraktijk

Omdat Bach zelf de Hohe Messe nooit als geheel heeft uitgevoerd, kunnen we niet af gaan op gegevens over aantallen uitvoerders. Er is geëxperimenteerd met een minimalistische benadering: één zanger voor elke koorpartij en één speler voor iedere orkest-sectie. Dat werkt soms goed bij kleinschalige cantates en instrumentale concerten. Maar de Hohe Messe en ook de passionen van Bach vragen door hun structuur om de contrasten van klein tot groot en omgekeerd. Het is bekend dat Bach zelf voor zulke werken streefde naar een grotere bezetting dan hij doorgaans ter beschikking had.

In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw hebben gespecialiseerde ensembles en solisten het initiatief genomen voor ‘authentieke’ uitvoeringen van barok-muziek. Langzaam aan heeft dit geleid tot een algeheel stijlbesef, ook bij niet-specialisten en bij orkesten die op ‘moderne’ instrumenten spelen. Daardoor zijn de tempi nu minder slepend, is de samenklank doorzichtiger en is de ritmiek meer genuanceerd. Zangers letten meer op het woord en zijn expressie; spelers zijn zich bewust van de ‘affecten’ (gestandaardiseerde expressie) in hun melodische wendingen.

Max van Egmond
(Litteratuur o.m. Archief American Bach Soloists, San Francisco.)